Petr Chelčický

Een gebied van denken dat Mucha in de Slavische Epos ruimte gaf was de leer van de ‘Boheemse Broeder­schappen’, met wier beginselen hij zich identificeerde.

De broederschap komt in drie schilderijen aan de orde: eerst in haar voorloper en ideologische vader Petr Chelčický, dan door de ontwikkeling van de Broederschool in Ivančice, en ten slotte met Jan Amos Comenius. In het geval van Chelčický, werd Mucha vooral geïntrigeerd door het compromisloze pacifisme en de principiële afwijzing van elke vorm van fysieke conflict van de radicale politieke denkers.

Hij drukte dit in een scène uit, die een historische gebeurtenis uit de tijd van de Hussietenoorlogen beschrijft. In 1420 viel het leger van de Taborieten het stadje Vodňany binnen, plunderde het en brandde het plat. De doodsbange bevolking vluchtte naar het nabijgelegen Chelčice, het dorp waaraan Petr Chelčický zijn naam dankt. Ze stopten bij de dijk van een vijver en bracht de gewonden en doden daar heen. Zij ontmoette Petr Chelčický, die Mucha midden van een karakteristieke handeling weergaf: hij pakte de in een dreigend gebaar van bloedige wraak opgeheven hand van een andere man. Hij wil hem ervan weerhouden wraak te zoeken en dringt er bij de mensen van Vodňany op aan, kwaad niet met nog meer kwaad beantwoorden. Dit betekent niet dat hij over de plundering van de Taborieten niet fronste. In zijn geschriften sprak hij zich uit tegen de gewapende doorvoering van Gods wet en in zijn aantekeningen vergeleek hij Jan Žižka met de duivel.