Verlichting
De intellectuele beweging die in de 17e eeuw van Nederland uitging en via Engeland en Frankrijk het Europese geestesleven tot in de 19e eeuw bepaalde noemt men ‘Verlichting’. Volgens Descartes (1596 - 1650) moest alle echte kennis op wiskunde berusten. Een cognitief proces moest de mens verlichten, door de rede bevrijden en brengen tot de ‘uitgang uit zijn zich zelf opgelegde onmondigheid’ (Kant 1724 - 1804).
Rede en vooruitgangsoptimisme
Richtingen van de Verlichting veronderstelden dat de rede het wezen van de mens uitmaakt en alle mensen gelijk maakt. Als enige en laatste instantie kan de rede beoordelen of kennis waar is of vals. Zij alleen kan de in haar geheel verstandelijk aangelegde wereld erkennen. Aan het natuurwetenschappelijke model georiënteerde kritiek ontmaskert en ontkracht autoritair en irrationeel denken: vooral de christelijke openbaringsreligie, de metafysica en het bijgeloof. De mens is ‘van nature goed’, maar hij is vervreemd van de natuur. Autonoom gebruik van zijn rede zal hem uit zijn afhankelijkheden bevrijden. Een voortschrijdende terugkeer tot de natuur zal een vrij en gelukkig menselijk bestaan in een nieuwe maatschappij realiseren en volmaken.
Beginselen van de Verlichting meldden zich al in de Renaissance, in het humanisme en in de reformatie. Filosofisch bloeit zij op in het rationalisme (Descartes 1596 - 1650), het empirisme, het scepticisme en in het materialisme. De natuurrechtsleer van Hugo Grotius (1583 - 1645) en het ethisch rationalisme van Baruch Spinoza (1632 - 1677) vinden eerst in Engeland open oren (Hobbes, Locke, Hume). Medio 18e eeuw veroveren deze ideeën Frankrijk, waar ze gepolitiseerd en geradicaliseerd werden. Voltaire (François-Marie Arouet 1694 - 1778) en andere encyclopedisten ontwikkelen sceptische, atheïstische en materialistische consequenties. In Duitsland zal Immanuel Kant (1724 - 1804) de filosofie van de Verlichting verder verwerken en vormen. Consequente gevolgen van de vooruitgangsgedachte waren bronnenkritiek, geschiedschrijving en filosofiegeschiedenis.
Rechts- en staatsleer
Tot op heden bewijst de Verlichting haar waarde in de ‘rechts- en staatsleer’: natuurwetten van het sociale leven behoren vrij te zijn van confessionele, nationale en traditionele bepalingen. Deze wetten, die Grotius’ principes van het modern volkenrecht bevatten, maakten confessionele burgeroorlogen zinloos en beëindigden hen. Men beriep zich in de 18e eeuw op het ‘gezond mensenverstand’. ‘Natuurlijke’ rechtsbeginselen achtte men evenzo algemeen geldig als natuurwetenschappelijke en mathematische beginselen en daarom ook onafhankelijk van goddelijke openbaring en vastlegging door de staat.
Deze principes bepaalden de Amerikaanse onafhankelijkheidsbeweging en de Franse revolutie en later het liberalisme van de 19e eeuw:
- elk mens is vrij geboren (Rousseau 1712 - 1778);
- machtsrelaties behoeven expliciet of stilzwijgend consensus;
- de staat berust op een oorspronkelijk maatschappijcontract;
- elk mens heeft recht op leven, vrijheid, eigendom, streven naar geluk, en
- de staat dient dit recht te beschermen.
Deze rechten uitten zich verder in de Amerikaanse en Franse declaraties van de mensenrechten van 1776 en 1789. De constitutionele doctrine beschermt de rechten van het individu, beperkt het staatsgezag, en scheidt de trias der machten (trias politica). De staat dient religieus tolerant te zijn. Heksenprocessen en folter worden afgeschaft. Misdaad en straf dienen in redelijke verhouding te staan, strafinrichtingen worden gehumaniseerd, de doodstraf wordt betwijfeld, en een straf kan pas na voorafgaande aankondiging door een geschreven wet worden opgelegd. Daarmee raakte de stevige structuur van de absolutistische staat los en sommige monarchen voerden reformen in voor een verlicht absolutisme.
Theologie
De theologie van de Verlichting bevrijdt religie uit haar binding aan traditie en zij herdefinieert de relatie tussen rede en openbaring. De conservatieve theologie bewaarde de openbaring naast een mogelijke ‘theologia naturalis’. Het Deïsme bekritiseerde de openbaring en bewaarde de natuurlijke theologie. Het materialisme en dan het atheïsme bekritiseerden de theologie principieel en keurden haar af.
Gezangboeken werden opnieuw ontworpen en diensten en avondmaalsvieringen werden in aantal gereduceerd. Theologisch-wetenschappelijk ontstonden de vakken kerkgeschiedenis, dogmengeschiedenis en de historisch-kritische Bijbelwetenschap, lagere en hogere Schriftkritiek.
De essentiële tolerantie van een verlichte theologie en de voorstelling van een verstandelijke ‘natuurlijke religie’ maken confessionele grenzen en oorlogen zinloos. Voltaire (François-Marie Arouet 1694 - 1778) eist met zijn kritiek op religie de algemene strijd tegen kerken. Daarop antwoordend en zoekend naar nieuwe geloofsvormen propageren piëtisme en opwekkingsbewegingen de individuele ‘wedergeboorte’ en verwijderen zich daarmee van de basis van de Verlichting.
Pedagogiek
Opvoeding dient de volksvorming. Niet langer tradities maar natuurlijke opvoeding bepalen voortaan
- een door de rede bepaalde zedige levensstijl;
- wetenschappelijke onderwijsmethoden voor realen en praktische toepassing (realonderwijs, landbouw en commercie);
- uitbreiding van onderwijsinspanning voor alle bevolkingslagen
- ook op vrouwen;
- voortgezet onderwijs ook voor volwassenen.
Hygiëne en diëtiek worden belangrijk. Geheimgenootschappen, zoals Vrijmetselaars, Illuminati, Rozenkruisers, krijgen invloed. Literatuur voedt kritisch, satirisch en galant op. Barokke muziek voelt nu kunstmatig, geleerd en verward aan. Burgerlijk moralisme keert zich tegen het vrolijke levensgenot van het Rococo met zijn heldere kleuren, vrolijke zwaaiende lijnen, wereldse thema's en geseculariseerde religieuze motieven. Het classicisme antwoordt met strenge, heldere, eenvoudige vormen, met als hoogste doel het de antieke na te doen. Zoals het religieuze wil men ook het artistieke door de rede vatten. Systematische kunstkritiek en zelfstandige esthetiek als filosofietak ontstaan.
Neohumanisme, ‘Sturm und Drang’ en romantiek
Met het einde van de 18e eeuw ontwikkelen zich uit de Verlichting nieuwe intellectuele bewegingen: neohumanisme, ‘Sturm und Drang’ en romantiek. Voor hen was de rede doorgeslagen en waren religie, ziel en gevoel onder gesneeuwd. Rede- en vooruitgangsoptimisme zetten door tot in de 19e eeuw, maar worden in de 20e eeuw door de onmenselijkheden van WOII gedempt.
Uiteindelijk relativeert de ontdekking van het onbewuste in de psychoanalyse het rationalistische wereldbeeld van de Verlichting!
Brockhaus Enzyklopädie
Blijvende oogst
Blijvende verdienste oogst de Verlichting met
- de ontwikkeling van de wetenschappen;
- de bevordering van nieuwe onderzoekstaken, zoals nationale economie, statistiek, sociologie, empirische psychologie, vergelijkende cultuurwetenschap;
- de humanisering van het sociale en culturele leven;
- de achting van de mensenwaardigheid en gelijkheid van alle mensen.
Deze principes worden de voorwaarden voor emancipatie, gelijkheid en mondigheid. Sinds de 20e eeuw streeft de ‘3e Verlichting’ van de ‘Frankfurter Schule’ naar een bevrijding van de mens uit heteronome dwangmatigheden.