Het Rijpenhofje
Toen de Rozengracht nog een echte Jordaangracht was, in 1613 aangelegd met water en al, bestond het Rijpenhofje slechts uit enkele kleine huisjes achter twee grachtenpanden op de Rozengracht...
Debora Gelthouwer en Gerard van de Rijp lieten zich op 16 maart 1730 inschrijven in de Burgerlijke Stand (DTB 570 p.156). Het geluk dat zij zochten was hen niet gegund. Vijf jaar en een dag later, op 17 maart 1735, werd Van de Rijp op het kerkhof van de Noorder Kerk ter aarde besteed (DTB 1083 p.30 en p.31). Hij had zijn neven Jan en Jacob Centen tot enige erfgenamen benoemd, met het beding dat
...na het eyndigen van het proces, twelk hij testateur thans met zijn geweeze of gesepareerde huysvrouw nogh heeft, eene somma van twintigh duysendt guldens sal moeten worden besteet tot het aankopen van eenige kleyne huysjes oft wooninkjes omme deselve door arme personen, die schoon geene leeden van de Doopsgezinde Gemeente zijn, edogh onder deselve sorteren, ofte door andere protestanten, ofte die van de soodanige zijn gebooren, ende daar voor ook werden, hunne respective leeven langh geduurende gratis oft om niet te laate bewoonen. Ende dat eene gelyke somme van twintigh duysent guldens sal moeten werden aangeleght, en besteet, om uyt de vrugten vandien de voorgeschreeve perceeltjes te onderhouden, ende het overschot vandien aan de daer inwoonende persoonen tot hunne adsistentie jaerlyks uyt de delen...
Kortom, Gerard van de Rijp bepaalde in zijn testament van 22 april 1733, dat met 20.000 gulden huizen moesten worden gekocht om een hofje te stichten, en dat de bewoners recht hadden op vruchtgebruik van verdere 20.000 gulden, uitgekeerd als preuve. Als doopsgezinde dacht Gerard van de Rijp daarbij echter revolutionair ruim: bewoners hoefden niet eens doopsgezind te zijn.
De weldoener overleed in 1735 en een jaar later voerden zijn erfgenamen Jan en Jacob Centen, zoons van zijn zuster, zijn wil uit. Zij namen de naam aan van hun oom en noemden zich voortaan Jan en Jacob Van de Rijp Centen. Zij waren nog minderjarig toen zij, in aanwezigheid van hun vader Gozewijn Centen, de aankoop van twee percelen met huizen en achterhuizen tekenden. Nadat de broers het één en ander verbouwd hadden tot een ‘volkomen pieus gestigt ofte hofje’ noemden zij het ‘Rijpenhofje’. Het opgestelde regelement trad op 1 mei 1736 in werking en in 1737 werd het Rijpenhofje in gebruik genomen.
Tien jaar later droegen de broers het hofje over aan de Doopsgezinde gemeente. Op 2 maart 1747 noteerden zij in
het resolutieboek gehoude bij de diaconen der Vereenigde Vlaamse en Waterlandse Gemeente, hunne vergadering houdende bij den Tooren en het Lam, dat een van de broers aan de kerkeraad had voorgesteld, dat d’ eygenaars van ‘t hoftie van Van der Rijp wel geneege zoude weesen hetzelve aan onze kamer in eygendom over te geeven.
Op 14 december 1747 bevestigden zij de overdracht. Sinds de heropening in 1913 staat 1747, en niet 1737, als begindatum boven de poort. Op 7 februari 1748 vergaderden de uit de Doopsgezinde kerkenraad aangestelde regenten voor het eerst. Deze telden toen negen bewoonsters en zij besloten, om in ieder geval één maal per drie maanden op de eerste woensdag van de maand ‘s morgens om tien uur te vergaderen. Wie niet voor half elf aanwezig was of geheel wegbleef kreeg één gulden boete opgelegd. Vaak lasten zij een vergadering af ‘wijl er niets te zeggen was’. Hoewel bewoners jaarlijks toestemming moesten verkrijgen om er te mogen wonen leek deze vanzelfsprekend.
Met een familielegaat van de dochter van Jacob Van de Rijp Centen, Veronica Van de Rijp Centen, tevens erfgename van zijn broer Jan, kocht men in 1832 een paar huizen aan de gracht om het hofje uit te breiden. Eigenlijk wilde Jan zijn eigen huis aan de Herengracht tot een hofje verbouwen. Maar Veronica mocht er tot haar dood blijven wonen en de vruchten van het kapitaal genieten. Toen zij echter 68 jaar na haar oom Jan stief, was er niet genoeg van over om een nieuw hofje in te richten en te onderhouden. Dus breidde men het al bestaande Rijpenhofje uit, en wel met tien kamers en een Regentenkamer. Nu bood het hofje ruimte voor 19 bewoners.