Historische planten
In 1554 beschreef Rembert Dodoens al als eerste het Driekleurig viooltje als geneeskruid voor kinderziekten en voor kwalen van de luchtwegen. Het stond symbool voor trouw en het sap werd gebruikt om het geheugen te sterken. Het Tuinviooltje was de rage in Engeland in 1810, en werd gebruikt bij hartkwalen, krampen in de borst en borstvliesontsteking. Men achtte het ook pijnstillend en slijmoplossend.
De Stokroos kwam in de 16de eeuw vanuit China naar Europa. De bloemen werden voor hoestsiroop gebruikt. Het schilderij Gerard van de Rijp in zijn tuin vertelt ons dat de stokroos al in zijn tijd in Holland bloeide. Heel modern dus. Hij liet zich pal naast de stookroos afbeelden. Zij zal hem dierbaar zijn geweest.
Tijdens de pestepidemie (1664 - 1665) kauwde men op wortels van de Engelwortel, om zich te beschermen. Angelica archangelica werd vernoemd naar de engel die dit een monnik toefluisterde. In Lapland droegen dichters kronen van Engelwortel om inspiratie op te doen uit de geur.
In de siertuinen van de 17de eeuw plantte men veel Hysop aan. Het was toen zeer populair in soepen en sauzen en werd verwerkt in likeur, thee en hoestdrank. Al in het oude Israël schreef men de plant reinigende werking toe.
Mozes-in-het-biezen-mandje dankt de naam aan het omwindsel dat een klein mandje vormt. In de 17e eeuw introduceerden vader en zoon Tradescant veel nieuwe planten aan het Engelse hof, waar ze als tuinlieden werkten. John Tradescant de Jongere bracht ze van plantenexpedities uit Amerika mee naar Europa.
In de 16de eeuw kwam de Oost-Indische kers vanuit Peru naar Spanje. In de 17e eeuw was het een populair salade-ingrediënt. De plant heeft een hoog vitamine C gehalte. De naam Tropaeolum komt van het Griekse Tropaion en betekent ‘trofee’. Een toepasselijke naam daar het afgeronde blad lijkt op de trofeeschilden uit de Klassieke Oudheid. Het Latijnse Tropaeum duidt de als teken van overwinning met wapens behangen boom aan.
De eerste twee Camelia's werden in 1739 in Europa geïntroduceerd vanuit Oost-Azië door de Boheemse missionaris en botanicus Georg Joseph Kamell. In de 19e eeuw was de Camelia de duurste modeplant. Haar populariteit had zij te danken aan het toen veelgelezen boek La dame aux Camelias van Alexander Dumas. Men zag het verhaal ook graag in het theater. Dames gingen zelfs ‘verkleed als Camelia’ naar het gekostumeerd bal met jurken volgehangen met Camelia's.
De kruidachtige Valeriaan hoort bij de kamperfoeliefamilie en stond in de Klassieke Oudheid bij artsen bekend om de misselijkmakende geur van de wortel. Het Latijnse Valere betekent ‘in goede gezondheid verkeren’. Men gebruikt extracten van de plant tegen slapeloosheid. In de 16e eeuw werd de plant echter juist gebruikt als parfum en legde men gedroogde wortels tussen was- en beddengoed. En nog steeds wordt de etherische olie uit de plant gebruikt als parfumingrediënt. De typische geur van de wortel komt pas vrij bij het drogen.
In 1954 heeft E. Murell de Rosa filipes ‘Kiftsgate’ als zaailing ontdekt in Kiftsgate Court in Gloucestershire. In juni bloeit de roos uitbundig aan de oost-muur van de Lelytuin. In het perk onder de ramen van de Regentenkamer bloeit er de reeds boven genoemde Mozes-in-het-biezenmandje en de Bruidssluier overwoekert langzaam de westmuur.
Camelia's en andere planten hebben het zeer naar hun zin in de hoftuinen. Zij worden deskundig en liefdevol verzorgd. Voor vroegere bewoners waren kostbare bloemen niet weggelegd. De huidige hofbewoners voelen zich dan ook zeer vereerd met de Camelia's en andere planten, die de hoftuinen en het dakterras sieren en bijna het hele jaar rond hun hofje verrijken met hun prachtige bonte bloemen en aangename geuren.