Het ‘Reglement voor het Rijpen Hofje’ van‚ 26 october 1837’
Afschrift van 27 juni 2015 van het Reglement van 26 oktober 1837. Het handgeschreven origineel hangt vandaag in de Regentenkamer van het Rijpenhofje.
Art. 1
Het Rijpenhofje wordt bestuurd, door Vijf Regenten, Leden van het Collegie van Diakenen der Vereenigde Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam, en daartoe, door dat Collegie gecommitteerd. - Zij verzoeken een hunner tot President, wien het Bouwheer- en Boekhouder-schap als ook het dagelijksche beheer van het Hofje wordt opgedragen, terwijl hij echter, over alle zaken van eenig belang, zal raadplegen met zijne mede Regenten welke hij zoo dikwijls hij zulks zal noodig oordeelen, zal oproepen, tot het houden van Vergaderingen in welke hij zal voorzitten.
Art. 2
Op dit Hofje zullen alleen worden aangenomen: Weduwen, geen kind of kinderen tot last hebbende, of ook bejaarde Dochters, den ouderdom van Vijftig jaren bereikt hebbende, welke meden van onbesproken gedrag en wandel, en behoorende tot de Doopsgezinde Gemeente. - Zij zullen niet mogen zijn: Gealimenteerden van de Gemeente, maar in staat moeten zijn, voor haar eigen onderhoud te zorgen. - Bij ontbreking echter van geschikte Personen behorende tot den Doopsgezinde Gemeente, of wel, ingeval eenige persoon, tot een ander Protestantsch Kerk Genootschap behorende de inwoning op het Hofje mogt verlangen, zal in zodanig buitengewoon geval, de inwoning aan zulk eene persoon kunnen worden toegestaan, mits, dat de tot eene andere Protestantsche Gezindheid behoorende, evenwel in eenige betrekking tot het Doopsgezinde Kerkgenootschap; zullende echter zoodanige persoon niet mogen zijn: Gealimenteerde eener Gemeente, en zal aan haar alleen worden toegestaan: de vrije inwoning op het Hofje ende bij Art. 17 bepaalde, zonder iets meer te mogen genieten van de voordeelen aan de Doopsgezinde Bewoonsters toegekend.
Art. 3
De vervulling van de, door overlijden of andere redenen, vacant geworden woningen zal staan aan Regenten, na vooraf aan het Collegie van Diakenen, op eene daartoe beschrevene Vergadering, de voordragt te hebben gedaan, van zoodanige persoon als door hen, geschikt wordt geoordeeld.
De Werkbazen voor het Hofje, zullen ook door Regenten worden aangesteld, na voorafgaande voordragt aan het Collegie van Diakenen, op eene daartoe beschrevene Vergade-ring.
Art. 4
De Regenten Kamer zal alleen dienen voor de vergaderingen van Regenten, en tot geen ander mogen gebruikt worden, zonder hiervoor bijzondere vergunning.
De Woningen zullen worden genummerd van No 1 tot 19, waarvan aan elke der Bewoonsters, eene zal worden aangewezen, welke zich zal moeten vergenoegen, met zoodanige woning, als voor haar, door Regenten, is bestemd, en zal dezelve net, en zindelijk moeten bewonen.
Art. 5
Eene der Bewoonsters, wordt door Regenten als Opzigster aangesteld; zij zal geene meer-dere voordeelen genieten, dan de anderen, als alleen dat zij de woning No 1 zal bewonen, welke bestaat uit: eene benedenkamer, uitziende op de plaats van het Hofje, en nog eene kamer uitziende op de Rozengracht. Haar opzigt zal daarin bestaan, om te zorgen dat aan den inhoud van dit Reglement, door de Bewoonsters behoorlijk worde voldaan, terwijl zy, in tegengesteld geval, zulks terstond aan Regenten zal moeten bekend maken. - Wanneer eenige reparatie aan de gebouwen mogt nodig zijn; - Wanneer ene der Bewoonsters komt te overlijden; - of dat er iets belangrijks op het Hofje mogt voorvallen, zal zij daarvan ook terstond moeten kennis geven aan Regenten.
Geen Werkvolk zal op het Hofje mogen werken, zonder hare voorkennis, opdat zij instaat zij, na te gaan, of de reparatie, door Regenten toegestaan, behoorlijk wordt volbragt, en niet meerder gedaan worde dan opgegeven is, waar omtrent de zorg aan haar wordt opgedra-gen.
Art. 6
De laatst aangekomene Bewoonster is Portierster, en zal wonen in No 4, zij zal de Sleutels van de Poort, uitkomende op de Rozengracht onder haar bewaring houden en zorg dragen, dat die Port des avonds ten Tien ure gesloten werde, zullende na dien tijd niemand (buiten de hoogste noodzakelijkheid) mogen worden in- of uitgelaten, of des nachts buiten het Hofje mogen blijven, zonder voorkennis van de Opzigster, welke zulks, in buitengewone gevallen, zal kunnen toestaan.
Ook zal Portierster in bewaring houden den sleutel van voordeur, uitkomende in den gang, bezijden het Hofje, welke door niet, dan de hooge noodzakelijkheid, als in geval van brand of dergelijke, mag worden geopend, waarom dan ook dien sleutel in een, door den President, met zijn cachet verzegeld papier, aan haar zal worden overhandigd; en alzoo door haar zal moeten bewaard worden; - zullende zij verpligt zijn, om wanneer de noodzakelijkheid be-staan heeft, van de deur te openen, er terstond aan den President kennis van te geven, en den sleutel verder der verzegeling moeten aanbieden. - Bij elke vergadering van Regenten, zal die sleutel, alzoo verzegeld door de Porteerster moeten vertoond worden.
Ingeval van ziekte of andere gewigtige redenen, zal de Portierster de op haar rustende ver-pligtingen, door ene andere Bewoonster mogen laten waarnemen, doch niet zonder voor-kennis van de Opzigster. Niemand der Bewoonsters zal vermogen eenigen sleutel te hebben, van de buiten of Straat-deuren, dan alleen de Portierster, welke voor de goede sluiting verantwoordelijk is.
Art. 7
Niemand der Bewoonsters zal meerder dan eenen Nacht buiten het Hofje mogen blijven, of buiten de stad mogen gaan, dan, na vooraf daartoe de toestemming van Regenten gevraagd en verkregen te hebben.
Art. 8
De Bewoonsters zullen niet allen ter gelijken tijde mogen uitgaan, maar steeds eenigen derzelven, zich op het Hofje moeten bevinden, terwijl diegene, welke uitgaat, verpligt is den sleutel harer woning aan eene der andere Bewoonsters, welke te huis zal blijven, ter bewaring te geven, opdat, bij ongeval van brand of anderszins de woning terstond geopend kan worden. -
Op de dagen, wanneer de Regenten zullen vergaderen, moeten al de Bewoonsters zich op het Hofje bevinden, uitgenomen de zelben, welke met verlof van Regenten buiten de stad zijn, zullende steeds één of twee dagen voor zoodanige Vergadering van de Bewoonsters worden kennis gegeven, wanneer deze gehouden zal worden.
Art. 9
Het zal aan niemand, buiten het Hofje wonende worden toegelaten, om van daar Regen of Pompwater te halen, nog ook enig goed van linnen of andersints op het zelve te brengen, om te laten bleeken of droogen.
Art. 10
Niemand zal, buiten noodzakelijkheid, eenige sterke dranken in hare woning mogen hebben, noch halen of laten halen, of buitenshuis gaan drinken, zullende degene welke zal bevonden worden, beschonken of onbekwaam te zijn, of geweest te zijn, terstond van het Hofje moe-ten vertrekken.
Art. 11
Des avonds na Elf ure, zal geen licht mogen branden, noch eenig vuur op den haard, in aschpot of stoven mogen zijn. -
Geene der Bewoonsters zal bij nacht, iemand wie het ook zijn moge, bij zich in huis mogen houden, zonder voorkennis en uitdrukkelijke toestemming van Regenten.
Art. 12
De Bewoonsters zullen in goede verstandhouding met elkander leven, zonder twisten, en elkander in liefde verdragen.
Wanneer iemand der Bewoonsters, door ziekte, zwakte, of ongemakken mogt worden bezocht, of door hoogen ouderdom, onmagtig mogt worden, haarzelve te kunnen helpen: alsdan zullen de geburen gehouden zijn, de kranke en bedlegerige, met waken en oppering beurtelings bij te staan; - doch indien de hulpbehoevende persoon eenige vrienden, het zij van hare Maagschap of goede bekenden, mogt hebben, die genegen ware haar op te passen, en zoo het nodig zij nacht en dag bij haar te blijven, zal zulks toegestaan kunnen worden, mits dat daarvan aan Regenten worde kennis gegeven en de voorgedragene Persoon door hen worde goedgekeurd.
Art. 13
Iedere Bewoonster, die eene beneden kamer bewoont, zal gehouden zijn, het Lijk van zoodanige bewoonster, welke op de kamer boven haar mogt overlijden in hare woning te plaatsen tot zoo lang de begrafenis plaats heeft.
Art, 14
Elke Persoon waarvan de inwoning op het Hofje wordt toegestaan, zal aan den President moeten opgeven, wie, in geval zij komt te overlijden, hare Erfgenamen zullen zijn, of wel, wie voor hare begrafenis zal zorgen, en het regt zal hebben hare Nalatenschap te benaderen: van welke opgave de President als Boekhouder Acte zal houden. - Zullende zij, indien zij, eenige verandering verlangde te maken, omtrent hare eenmaal gedane opgave verpligt zijn, daarvan terstond aan den President kennis te geven.
Art. 15
Om alle wanorde of ontvreemding voor te komen, als iemand op het Hofje komt te overlij-den, zullen diegenen die alsdan zich bij haar bevinden, alle kleederen en goederen van de Overledene, zooveel mogelijk, in derzelven kisten of kast sluiten, en daarvan de sleutels ter-stonde moeten brengen, aan den President van Regenten, welke dezelven zal overgeven aan de bij hen bekende regthebbende, welke echter niets uit de woning van de Overledene zal vermogen te nemen, voor en aleer de Begrafenis en Doodschulden zijn voldaan.
Art. 16
De voordeelen, welke aan de Bewoonsters - behalve vrye woning, worden toegestaan, be-staan in de volgende:
1: Ieder der Bewoonster ontvangt Jaarl. 22 tonnen Turf, welke zij voor haar eigen gebruik moet houden, staande het evenwel haar vrij, om, wanneer zij Turf overhoud, daarvan aan andere Bewoonsters iets mede te delen, doch ze zal buiten het Hofje geenen Turf mogen brengen veel min verkoopen.
2: Onder de Bewoonsters worden jaarlijks uitgedeeld de Renten van zeker aan dezelven besproken Legaat; daar echter die renten te voren door 15 Bewoonsters werden geno-ten, zoo als na de uitbreiding van het Hofje tot op 19 woningen, bepaald, dat aan ieder die Bewoonsters, boven het getal van 15, uit de kerkenkas, zal worden bygevoegd, een gelijk bedrag als door de 15 Oudste Bewoonsters, daarvan is toekomende.
3: Uit de kerkenkas ter onderlinge verdeeling onder de gezamelijke Bewoonsters eene Som van Honderd Vijf gulden, Zegge f 105,-.
Art. 17
Wekelijks zullen, de straat voor de woningen, de plaats, de gang en de poort, met pomp Water geschrobt en geboend moeten worden, zoo als ook de Regenten kamer, de Pomp op de Scoreten behoorlijk schoon gehouden moeten worden; - al het welk, door de gezamenlij-ke Bewoonsters, hetzij ieder voor derzelver aandeel, het zij beurtelings, moet worden ged-daan; - het zij, dat zij onderling mogten goedvinden, zulks voor hare gezamenlijke rekening te laten doen. – Ieder der Bewoonsters zal daarvoor jaarlijks genieten drie gulden f 3,-.
Art. 18
Voor het gebruik van Regenten, zal jaarlijks worden opgedaan Vijf Tonnen Turf, daarvan eerst zal gevuld worden de kist op de Regentenkamer, terwijl het overige door de Portierster zal worden ontvangen, welke verpligt zal zijn, daarvan zoveel af te geven, als voor het gebruik voor Regenten meer benodigd zal zijn, dan in de kist is geborgen, zullende echter het niet door Regenten gebruikt wordende en alzoo overblijvende, van de Hoftonnen twee door de Portierster, voor hare meerdere moeite tot stoken mogen genomen worden.
Art. 19
Jaarlijks zal door Regenten een vergadering worden gehouden, en wel zo vroeg mogelijk in het voorjaar, op welke, dit Reglement aan de Bewoonsters zal worden voorgelezen, ende geldelijke voordeel in Art. 16 & 17 genoemd, onder dezelven verdeeld worden. - Op deze Vergadering zullen Regenten, de verzoeken aanhooren, welke de Bewoonsters mogten ver-langen te doen, om daarvoor te kunnen delibereren; - En is het dan, dat in het afgelopen jaar, geene byzondere klagten omtrent de Bewoonsters ingekomen zijn zal aan allen, bij voortduring de Inwoning op het Hofje worden toegestaan; - Terwijl Regenten het regt blij-ven behouden, om wanneer zij daartoe gegronde redenen hebben, aan eene of meerdere Bewoonsters de verdere inwoning te ontzeggen, zonder verpligt te zijn, haar daarvan enige reden te geven.
Art. 20
Al de Bewoonsters zullen verpligt zijn dit Reglement, zoals hetzelve op de Regenten-Kamer, zal worden geplaatst, stiptelijk na te houden, en zich geheel en al naar den zelfs inhoud moeten gedragen, zullende bij overtreding van een of meerdere Artikelen, van hetzelve door Regenten kunnen worden ingehouden: de Bedeling van Turf of de geldelijke uitkeering, of wel beiden tegelijk, terwijl by herhaling, of wel andere rust verstorende gedragingen van enig belang, niet in dit Reglement genoemd, ten gevolge zullen hebben, de geheele ontzeg-ging van inwoning op’t Hofje en zelfs eene onmiddellijke verwijdering van’t zelve - al het-geen aan de beoordeeling van Regenten is overgelaten. - Wanner eenige Bewoonster van eene harer Mede Bewoonsters afwykingen van dit Reglement ofwel andere verkeerdheden ontdekt, vermag zij de zoodanige eenmaal in het vriendelijke waarschuwen, doch zoo zij bemerkt, dat daaraan geen gehoor gegeven wordt, zal zij van ’t gebeurde aan Regenten kennis geven, zullende zij by verzuim der nodige aangifte, zich aan dezelfde bestraffing blootstellen als haar wordt opgelegd, die de overtreding begaan heeft. Van ontzegging van inwoning op het Hofje, of verwydering van hetzelfde zal door Regenten aan het Gollegie van Diakenen worden kennis gegeven.
*
Bovenstaand Reglement is door Ondergetekenden, tegenwoordige Regenten van het Rijpen Hofje geconcipieerd, en door het Collegie van Diakenen goedgekeurt en ingesteld in eener daartoe beschrevene Vergadering gehouden den 26 October 1837
J. A. Verhamme President
H. Salm
Ant. de Haan
K. Koopmans
P. Ten Cate