Het Rijpenhofje in 1982
In 1982 publiceerde de ‘Commissie Maatschappelijke Zorg der Verenigde Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam’ een brochure over ‘het RIJPENHOFJE & huizen DE LELY te Amsterdam’. De brochure had twee doelen. Op korte termijn hielp zij de commissie aan middelen om ‘de oude conversatiezaal in ere te herstellen’. Op lange termijn informeerde zij nieuwe bewoners en anderen over het Rijpenhofje en de Huizen De Lely. Na dertig jaar was de voorraad brochures in 2012 uitgeput. Met het honderd jaar lustrum komt de brochure van 1982 hier opnieuw beschikbaar, onverkort en ongewijzigd, zij het in digitale vorm en naast andere historische en actuele informatie.
De brochure was in A5 formaat, zwart-wit en omvatte met de cover achttien pagina's. Het lettertype was een ‘monospace’ van een typmachine. Ik trachtte ernaar de vorm zo ver mogelijk digitaal weer te geven. Menigeen vond toon en vorm van de brochure inmiddels al vreemd. Ook veranderde in de praktijk van het hofleven veel. Alsnog vormt de brochure van 1982 een belangrijk document over de geschiedenis van het Rijpenhofje.
Omslag pagina 1
Omslag pagina 2
Pagina 1
Het RIJPENHOFJE
&
Huizen DE LELY te Amsterdam
Rozengracht 116-126
&
Bloemstraat 129-131
te Amsterdam
Pagina 2
Uitgave: | Rijpenhofje, 1982 |
Postgironummer: | 686585 t. n. v. Commissie Maatschappelijke Zorg der Verenigde Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam |
Auteurs: | Commissie Maatschappelijke Zorg VDGA, Hilbert G. de Vries en Jeanine C. Treffers |
Foto's: | Egbert, Kunst |
Realisatie: | Uitgeverij De ‘Meulder’ Bovenkarspel |
Pagina 3
Inleiding
Graag willen wij dit boekje over het Rijpenhofje en de Huizen De Lely bij u inleiden. Het is daarbij de bedoeling u een indruk te geven van de woonfunctie die een hofje in deze tijd kan hebben:
een rustig, besloten plekje om te wonen, midden in een lawaaierige, drukke en helaas vaak onveilige stad.
Men was van mening dat er na invoering van AOW en Bijstandswet geen behoefte meer zou zijn aan een hofje, dat twee eeuwen tevoren gesticht was om ‘door arme Doopsgezinde of andere protestantse personen om niet te doen bewonen. Ieder had nu immers recht op een redelijk algemeen ouderdomspensioen.
Gelukkig is het toch niet zover gekomen, dat ook het Rijpenhofje net als zovele andere hofjes leegliep om daarna aan jongeren te worden verhuurd.
Nu denkt u misschien: Wat is daartegen? Jongeren moeten ook wonen en tenslotte zijn er voor de ouderen toch prachtige moderne verzorgingstehuizen en bejaardenflats. Dat is juist, maar in de loop der jaren is steeds duidelijker geworden dat die mooie voorzieningen niet door alle ouderen worden gewaardeerd. Sommigen stellen zozeer prijs op eigen zelfstandigheid, ook in financieel opzicht, dat ze graag in aanmerking willen komen voor een betaalbare hofjeskamer en deze ‘ouderwetse’ woonmogelijkheid in de binnenstad verkiezen boven het comfort van een modern verzorgingshuis of bejaardenflat ergens in een buitenwijk. (En nu de opname in een verzorgingstehuis de laatste jaren aan zeer strenge indicatienormen is gebonden, zal de vraag naar een betaalbare, beperkte woonruimte in een wat beschermd milieu wellicht nog belangrijk toenemen.)
Omdat bovendien nog wat jongere vrouwen en mannen soms heel moeilijk aan zelfstandig wonen toekomen, door welke oorzaak dan ook, is ongeveer tien jaar geleden besloten het Rijpenhofje om te vormen tot een beschermde woongelegenheid voor vrouwen en mannen vanaf de middelbare leeftijd. De entree van mannen verhoogde de gezelligheid; ‘t werd voor sommigen zelfs heel gezellig op het hofje!
Pagina 4
Pagina 5
De directrice werd na haar vertrek niet meer vervangen. We hebben het toen aangedurfd de verantwoordelijkheid voor het dagelijks reilen en zeilen op het hofje toe te vertrouwen aan jonge mensen, eerst aan een jong echtpaar, later aan drie studenten.
‘t Werkt uitstekend! Misschien was het beleid vroeger bij een directrice wat strakker en rustiger, maar in de open en losse sfeer van nu is het zeker niet minder plezierig op het hofje.
De bewoners betalen geen huur, maar wel een maandelijkse bijdrage voor verwarming en onderhoudskosten (fl. 140 - fl. 250). Ondanks die bijdragen blijft het onderhoud van een hofje, al is het in de huidige vorm nog geen zeventig jaar oud, een kostbare zaak. Er is altijd wel wat te herstellen of te vernieuwen.
Pagina 6
Stap voor stap is er de laatste jaren heel wat opgeknapt. Twee huisjes in de Bloemstraat zijn geheel gerenoveerd en onlangs is er op het hofje een keurig aangepaste gemeenschappelijke douche gereedgekomen. Dit laatste is een geweldige aanwinst, die door de bewoners bijzonder wordt gewaardeerd. We blijven zitten met een heel grote wens:
DE OUDE CONVERSATIEZAAL IN ERE HERSTELLEN!
Er zijn allerlei plannen voor gezellige activiteiten en er is behoefte aan meer onderling contact. Helaas is de kamer waar deze activiteiten plaats kunnen vinden door de verbouwing in verband met de doucheaanleg in een abominabele toestand. Er moet worden geverfd en behangen, er moet een betere verlichting komen en de oude stoelen (die vrijwel allemaal kapot zijn) zouden we graag willen vervangen.
Het zijn eigenlijk heel eenvoudige verlangens, maar ze kosten geld. We kunnen er echter geen bijstandsgelden voor vragen en het evenmin opvoeren op de begroting zoals verzorgingstehuizen dat kunnen doen.
Wel zijn er reeds enkele kleine acties gevoerd, waaronder een straatverkoop op 30 april ‘81 op de vrijmarkt.
Met dit boekje willen wij uw belangstelling opwekken voor het hofje en we willen u vragen een van onze acties voor een opknapbeurt van de conversatiezaal te steunen.
Zou een prettige conversatiezaal ook niet bruikbaar zijn voor andere groepen uit de doopsgezinde gemeente? Zou het Rijpenhofje dan niet écht een stukje gemeente worden?
De Commissie Maatschappelijke Zorg
van de Verenigde Doopsgezinde Gemeente Amsterdam
Pagina 7
EEN STUKJE GESCHIEDENIS
Hoe oud is een hofje? Met andere woorden, wat is als stichtingsdatum te beschouwen? Is dat de datum waarop bij testament werd bepaald dat er een hofje zou moeten komen; is het de datum waarop de grond of de huizen werden aangekocht; is het de datum waarop voor het eerst werd gebouwd, of verbouwd; waarop de eerste bewoners er introkken; of waarop het eerste reglement werd uitgeschreven?
Hoe men het ook bekijkt, van het Rijpenhofje aan de Rozengracht in Amsterdam valt de stichtingsdatum niet in het jaar 1747, het jaartal dat boven de toegangsdeur is aangebracht. Dat jaartal geeft slechts aan wanneer het hofje, dat toen al een jaar of tien bestond, werd overgedragen aan de doopsgezinde gemeente.
Pagina 8
Het Rijpenhofje heeft zijn ontstaan te danken aan de Amsterdamse doopsgezinde koopman Gerard van de Rijp. Deze benoemde bij testament van 22 april 1733 de twee zonen van zijn zuster en zwager, Jan en Job van de Rijp Centen, tot zijn universele erfgenamen. Hij bepaalde verder onder andere dat een som van 20.000 gulden moest worden besteed om enige huisjes van te kopen en daar een hofje van te maken, terwijl nog eens 20.000 gulden moest dienen om uit de renten daarvan het onderhoud te bekostigen, alsmede de preuves, de (meestal jaarlijkse) uitkeringen aan de bewoonsters.
Gerard van de Rijp overleed in 1735 en een jaar later hebben de erfgenamen twee huizen gekocht op de Rozengracht en deze verbouwd ‘tot een volkomen pieus gesticht ofte hofje’. Er is een reglement, opgesteld door de twee broers, gedateerd 1 mei 1736, maar verder is over de eerste jaren weinig bekend.
Maar op 2 maart 1747 werd geschreven in ‘het resolutieboek gehoude bij de diaconen der Vereenigde Vlaamse en Waterlandse Gemeente, hunne vergadering houdende bij den Tooren en het Lam’ dat een van de broers aan de kerkeraad had voorgesteld ‘dat d'eygenaars van ‘t hoffie van Van de Rijp wel geneege zoude weesen hetzelve aan onse kamer in eygendom over te geeven’.
De overdracht werd bevestigd op 14 december 1747 (en dit jaartal is het dus dat later bij de nieuwbouw bofebruariven de toegangsdeur is aangebracht). Op 7 februari 1748 vergaderden de uit de doopsgezinde kerkeraad aangestelde regenten voor het eerst en zij stelden vast dat het hofje toen negen bewoonsters had. Regenten besloten om in ieder geval één maal per drie maanden te vergaderen, de eerste woensdag van de maand ‘s morgens om tien uur; wie voor half elf niet kwam of geheel wegbleef kreeg een gulden boete. Overigens werd er vaak geen vergadering gehouden ‘wijl er niets te zeggen was’.
Pagina 9
Veel schokkende gebeurtenissen hebben zich in de geschiedenis van het Rijpenhofje ook niet voorgedaan. De notulenboeken vermelden wel eens een ruzie tussen enkele bewoonsters, waarbij regenten dan regelend moesten optreden en drie maal werd een bewoonster wegens dronkenschap van het hofje gezet. Maar verder spreken de notulen voornamelijk van de jaarlijkse vergaderingen die regenten samen met de bewoonsters hadden. In deze vergaderingen vroegen (en kregen) de bewoonsters toestemming ook het volgende jaar op het hofje te mogen wonen (een gebruik dat in de loop van de eerste helft van deze eeuw verdwijnt), het reglement of enkele artikelen daaruit werden voorgelezen, de preuve werd uitgedeeld en er werd een toespraakje gehouden door de president-regent tot de ‘leden van dit bijeengebragt gezin’, zoals de bewoonsters verschillende malen worden genoemd.
Pagina 10
In 1764 komt Jan van de Rijp Centen te overlijden; hij had bij testament bepaald dat zijn huis aan de Herengracht tot een hofje verbouwd zou moeten worden. Vooreerst zou echter zijn nicht Veronica, de dochter van zijn broer Job, tot haar dood in het huis mogen blijven wonen en daarbij het vruchtgebruik van zijn vermogen genieten. Zij overleed pas in 1832 (68 jaar later!) en toen was de waarde van de erfenis te klein geworden om er een nieuw hofje van in te richten en te onderhouden. Uiteindelijk werd besloten het nog overgebleven geld aan te wenden om het Rijpenhofje uit te breiden. Dit gebeurde en het aantal bewoonsters kon worden verhoogd tot negentien.
Aan het einde van de negentiende eeuw begon het hofje nogal wat gebreken te vertonen; de reparaties gingen steeds meer kosten en in 1895 is voor het eerst sprake van het bouwen van een nieuw hofje. Dit zou dan elders in de stad, buiten het centrum, moeten komen, omdat de Rozengracht inmiddels was gedempt en steeds drukker werd. Bovendien was de grond tengevolge van de demping sterk in waarde toegenomen. Met het door verkoop verkregen geld zou een groot deel van de nieuwbouw kunnen worden bekostigd. Uiteindelijk werd, ruim vijftien jaar later, toch besloten op het terrein van het bestaande hofje een nieuw gebouw neer te zetten.
De doopsgezinde gemeente had ondertussen een huis naast het hofje gekocht, zodat het terrein waarop gebouwd kon worden nog iets was vergroot. In 1912 werd het oude hofje afgebroken. De bewoonsters vonden zolang onderdak in het, sedert 1909 leegstaande, Evangelisch Luthers Konijnenhofje in de Konijnenstraat.
Op 10 juni 1913 werd het huidige gebouw officieel geopend en een paar dagen later konden de bewoonsters, nu 21 in getal, het betrekken. Inderdaad, bewoonsters; pas in 1968 deden de eerste mannelijke bewoners hun intrede op het Rijpenhofje. Dat gebeurde toen een aantal bewoonsters van het hofje verhuisde naar het toen juist geopende doopsgezinde bejaardentehuis Menno Simonszhuis. Ook tegenwoordig (1982) wonen er op het hofje mannen en vrouwen, waarvan de leeftijd varieert van 50 tot 90 jaar - de beheerders niet meegerekend.
Pagina 11
In 1872 was op een terrein achter het Rijpenhofje, aan de Bloemstraat gelegen, een complex woningen gebouwd genaamd Huizen De Lely, naar een kerkeraadslid dat zich er bijzonder voor had ingezet. Dit complex van drie woonlagen met in totaal achttien kamers (in de loop der tijd verbouwd tot negen wooneenheden) was lang een apart hofje. Toen omstreeks 1965 de regentencolleges werden opgeheven kwam De Lely, evenals het Rijpenhofje, onder de vleugels van de Commissie voor Maatschappelijke Zorg van de doopsgezinde gemeente. In diezelfde tijd werd door middel van een deur in een wand van de conversatiezaal van het Rijpenhofje een verbinding tussen de twee hofjes tot stand gebracht.
Tegenwoordig is De Lely met het Rijpenhofje organisatorisch één geheel, dat - met inbegrip van de drie beheerders - 32 personen herbergt.
Pagina 12
Pagina 13
HET RIJPENHOFJE vandaag
Hoe oud is ons hofje? In het voorafgaande heeft u kunnen lezen dat dat niet zo gemakkelijk is vast te stellen. Het hangt er maar vanaf wat u als de stichtingsdatum beschouwt. Kiest u voor het tijdstip waarop de panden aan de Rozengracht werden gekocht en verbouwd? Dan bestaat ons hofje nu 245 jaar!
Het Rijpenhofje heeft een lange geschiedenis achter de rug. Als de muren konden spreken zouden ze nog heel wat toe kunnen voegen aan het verhaal dat u zojuist gelezen heeft. U en wij hebben vast wel eens gesproken met mensen die hofjes ‘uit de tijd’ vinden. Hofjes als sociale instellingen - want dat waren ze! - zouden nu niet meer nodig zijn. Er zijn nu immers uitstekende bejaardentehuizen en alle vijfenzestigplussers krijgen AOW. Daar komt nog bij dat velen bij het begrip ‘hofje’ aan bedompte kamertjes denken, aan bedillerige regenten, aan zielige stakkers en aan een ‘hofjesgeest’, wat dat dan ook mag zijn.
Het is natuurlijk waar dat er hele goede bejaardentehuizen zijn en dat vele ouderen zich daar echt thuis voelen. Gelukkig maar. Toch is het ook wel te begrijpen dat sommigen niet naar een bejaardentehuis gaan als dat ver buiten het stadscentrum ligt of als dat erg groot is. Deze ouderen, die wel van de gezelligheid van het centrum houden, bijvoorbeeld omdat ze er altijd gewoond hebben, vinden hun draai nu juist in de hofjes, die vaak in dat stadscentrum gelegen zijn. Ook voor degenen die niet van de grote moderne bejaardenflats houden kan een hofje een goed alternatief zijn.
Pagina 14
Wie wonen er nu op het Rijpenhofje? Ongeveer de helft (leiding inbegrepen) van de 32 bewoners van het hofje en van de Huizen De Lely is doopsgezind. Er zijn echter ook katholieken en sommigen zijn ‘helemaal niets’ zoals ze het zelf uitdrukken. De doopsgezinden zijn hier meestal komen wonen door bemiddeling van de Commissie Maatschappelijke Zorg van de Verenigde Doopsgezinde Gemeente Amsterdam. Deze commissie houdt haar ogen en oren open om in de doopsgezinde gemeente en daarbuiten mensen attent te maken op het hofje. Degenen, die in aanmerking willen komen voor een kamer op het hofje kunnen contact zoeken met deze commissie.
De niet-doopsgezinden kennen het hofje omdat ze er altijd in de buurt gewoond hebben of horen ervan via een maatschappelijk werkster. Er zijn op het ogenblik diverse bewoners die altijd op de Rozengracht gewoond hebben en ook een paar Jordaners. Deze echte Amsterdammers willen graag in hun eigen buurt blijven wonen. Hun vroegere huis is op een gegeven moment te groot geworden, er zijn nieuwe mensen op de trap gekomen en toen zijn ze naar iets anders uit gaan kijken.
Een mevrouw vertelde dat er op dat moment een maatschappelijk werkster aan haar vroeg waarom ze niet op een hofje ging wonen. Voor een bejaardentehuis was ze lang niet urgent genoeg. Zo kwam ze op het Rijpenhofje terecht. ‘Ik ben blij dat ik hier ben en mijn kinderen vinden het ook prachtig’, voegde ze aan haar verhaal toe. Een meneer die op een heel vervelende kamer woonde kwam op het hofje door bemiddeling van Maatschappelijke Zorg. De commissie had hem leren kennen op het Open Huis van de VDGA.
Niet alle bewoners van het hofje zijn ouder dan 65 jaar. Eigenlijk komt iedereen voor een kamer in aanmerking die (om redenen van zeer uiteenlopende aard) niet (meer) alleen kan of wil wonen en zich aangetrokken voelt tot het beschermde woonmilieu van het hofje. Uiteraard zijn dat niet alleen bejaarden, hoewel zij wel in de meerderheid zijn. Het begrip ‘beschermd woonmilieu’ houdt een paar heel concrete en een paar minder nauwkeurig te omschrijven zaken in.
Pagina 15
Heel concreet is het feit dat ‘de voorkant’ (zoals de drie studenten die de dagelijkse leiding hebben genoemd worden) ‘s avonds de voordeur sluit en erop toeziet dat er geen ‘vreemden’ binnenkomen (iedere bewoner heeft natuurlijk een sleutel). Concreet is ook het feit dat de voorkant ‘s ochtends ‘de ronde’ doet. Ze kijken dan of iedereen het goed maakt en maken hier daar een praatje. Bij toerbeurt heeft een van de drie dienst en is dan dag en nacht bereikbaar (bijvoorbeeld via de alarmbel) om waar nodig hulp te bieden. Dat ‘hulp bieden’ is moeilijk te omschrijven, maar varieert van het helpen de vitrage op te hangen tot het bellen van een taxi, maar ze zijn er ook om naar allerlei verhalen te luisteren. Ze zorgen niet voor de huishouding. Velen hebben echter hulp van de gezinsverzorging en krijgen een warme maaltijd via ‘tafeltje dekje’.
Met Sinterklaas en Kerstmis wordt er in de conversatiezaal met elkaar een gezellige middag gehouden. Die zaal is nu echter aan een opknapbeurt toe en we hopen daarvoor in de nabije toekomst genoeg geld bijeen te sparen. We hebben gemerkt dat er steeds meer behoefte komt aan gezamenlijke activiteiten en daarom maakten we dit boekje, als onderdeel van die geldinzamelingsactie. Ook uw bijdrage hieraan wordt zeer op prijs gesteld.
Zo is de gang van zaken op het Rijpenhofje in een notedop geschetst. Wij, alle bewoners bij elkaar, vinden niet dat ons hofje ‘uit de tijd’ is. Alle griezelverhalen over hofjes verwijzen wij graag naa het rijk der fabelen.
Wilt u eens komen kijken hoe ons hofje en onze tuin er uitzien? U bent altijd van harte welkom op het ‘Rijpenhofje’, Rozengracht 116 - 126 in Amsterdam.
Pagina 16
Het Rijpenhofje
Over het Rijpenhof
Spreekt men soms vol lof.
Al is het oud en niet volmaakt,
Toch heeft het een eigen taak:
Mensen op te vangen
Die er naar verlangen
Bij, de Gemeenschap te behoren.
Men voelt zich dan niet zo verloren.
De leiding heeft er een dagtaak aan
Te zorgen dat het met iedereen goed blijft gaan.
Al met al is het fijn
Om van het Rijpenhof inwoonster te zijn.
Een bewoonster