Architectuur
De architect van het Rijpenhofje, Abraham Salm, werd op 26 maart 1857 in Amsterdam geboren. Net als zijn vader, Gerlof Bartholomeus Salm (1857 - 1915), die hij na de Hogere Burgerschool kort assisteerde, specialiseerde hij in de utiliteitsbouw. In juni 1877 ging hij in de leer bij architect J. G. J. van Roosmalen in Zwolle. Maar in april 1878 al vertrok hij naar Parijs om er bij Émile Vaudremer te werken. Met zijn vader bezocht hij er de wereldtentoonstelling. In december 1880 vestigde Salm zich in Amsterdam. Veertien jaar lang werkte hij samen met zijn vader en richtte toen zijn eigen praktijk op. Tussen 1898 en 1912 was hij voorzitter van de ‘Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst’. Salm was Officier in de ‘Orde van Oranje Nassau’ en Ridder in de ‘Orde van St. Anna van Rusland’. Hij overleed op 13 juni 1915 in Amsterdam en werd begraven op de Oosterbegraafplaats. Vader en zoon hebben in Amsterdam vele sporen nagelaten.
Voor de bouw van het Rijpenhofje zette hij de toen nieuwe en revolutionaire betonskeletbouw in, duidelijk te zien aan het facettenplafond in de Regentenkamer. In 1912 begon men met de bouw en al in 1913 verrees het huidige gebouw. De tuin legde men op het puin van het oude hofje aan.
Architect Abraham Salm nam in dit nieuwe gebouw architectonische elementen mee uit het oude hofje, zoals de gemetselde steunbogen boven de ramen, de gemetselde vensterbanken en de wit-groen geschilderde kozijnen. Van de 19e eeuw getuigen het natuursteen als versierend element en de als natuursteen bewerkte bakstenen in de onderpui.
Salms oorspronkelijk ontwerp was uitbundiger dan de uiteindelijke realisatie. Van de balkons op zuilen boven de toegangen naar de vier trappenhuizen en van de acht meter hoge compositie uit pilasters en urnen voor de fontein kwam er niets. Werk van de architect Josef Hoffmann (1870 - 1956), medeoprichter van de ‘Wiener Secession’ (1897) en de ‘Wiener Werkstätte’ (1903), inspireerde Salm. Hoffmann wilde met betonskeletbouw fraaie utiliteitsgebouwen voor de gewone man realiseren en hij gebruikte veelvuldig de ruitvorm, zoals in het Sanatorium Westend (1904 - 1906), beter bekend als ‘Sanatorium Purkersdorf’ ten westen van Wenen. Deze ruitvorm keert in het hofje terug in de gemetselde gevelversieringen, de raamverdeling van de buitendeuren en in het hekwerk van de pergola. (Deze claims van een medebewoner kon ik niet verifiëren. fk 16 december 2016.)
De Regentenkamer werd ingericht door de binnenhuisarchitect en meubelontwerper Willem Penaat (1875 - 1957). Van hem resteert alleen nog de bank met het kenmerkende ruitmotief in de zijleuningen. Op deze bank wachtten bewoners ooit met hun handdoek en zeep op hun wasbeurt in de centrale badruimte. Die wasruimte werd het huidige keukentje. Sinds 2007 hangt er centraal een Oudhollandse bolluchter, nu voorzien van de wapenschildjes van Van de Rijp en Centen. Na lang zoeken staan er nu Empire-Biedermeierstoelen, zoals ze in veel oude kerken nog te zien zijn. In de facetten van de lambrisering hangen portretten van van Van de Rijp, van Menno Simons (1496 - 1561), de reformator uit Witmarsum in Friesland, prenten uit de geschiedenis van het Rijpenhofje en foto's en statements van de huidige bewoners.
In 2002 was de tuin toe aan een grondige opknapbeurt. Uit historisch oogpunt besloot het bestuur de hoftuin in passende sfeer te herstructureren met een combinatie van tuinelementen van voor en na 1900. De boom, een prunus of Japanse Sierkers, de buxusheggetjes, de symmetrische patronen dateren van voor de 19e eeuw. De vierkante met buxus omrande perken herinneren aan vroeger tijden, toen hofjes bewoners een klein lapje grond gaven voor groenten voor het eigen levensonderhoud. Zeker plantten ze hier en daar ook een bloem. Van na 1900 dateren de rozen, de groepen struiken, de kleine bosschages en de tegels. De fontein, vermoedelijk op de plaats van de vroegere pomp, verbindt de elementen.