Doopsgezinden in de 16e en 17e eeuw
De religieuze toestand van de westerse christenheid aan de vooravond van de Reformatie is voor het religieuze bewustzijn van de moderne mens - of hij nu christen is of niet - ver afgelegen, vreemd en slechts moeilijk te begrijpen. Gedurende vele eeuwen van een door de christelijke leer bijna onbetwist gedomineerde cultuur hebben zich verschillende systemen van denken en instituties ontwikkeld, die - elk uit echte religieuze wortels ontstaan - elkaar in taaie en duistere vormen overdekkend voortduurden. Met de rijkdom en de vitaliteit van geleefde laatmiddeleeuwse vroomheid wedijverde slechts een gering vermogen de centrale en achterstallige problemen van de incarnatie van het Godswoord in de geschiedenis aan te pakken en op te lossen.
Dr phil. Henry Lutz, hoogleraar moderne geschiedenis
aan de Universiteit van Saarbrücken, 1964
Ook Doopsgezinden in Nederland zouden dit onvermogen te voelen krijgen. Formeel begint de Doopsgezinde geschiedenis rond 1525 met de reformatie in Zurich; echter wijzen haar beginselen zoals die van de reformatie verder terug in de tijd. De stad Zurich reageerde 1526 al met een eerste mandaat tegen dopers. De doperse beweging verspreidde zich snel door het zuidelijke Duitsland, Moravië, Friesland, Holland, Tirol en Noord Italië tot aan Venetië.
Doopsgezinden, als ‘consequente’ of ‘radicale vleugel van de reformatie’, stonden voor de ‘navolging van Christus’, voor de Bijbel als beslissende bron voor christelijk geloof, voor gewetensvrijheid en voor geloofsvrijheid. Deze vleugel bekritiseerde inconsequenties van kerken, de inmenging van de overheid in geloofs- en gewetensaangelegenheden en was deels solidair met opstandige boeren. Mede door humanistische idealen was de doperse beweging van begin af aan opmerkelijk pluralistisch. Sommigen waren meer op de Bijbel gericht, anderen meer op extatische manifestaties, allen op sociale gerechtigheid. Vrijwel allen verbond dat men slechts doopte wie als mondige zijn geloof had beleden.
Door de vervolgingen sloten Doopsgezinden zich vroeg samen. Al in 1527 kwamen 60 Duitse, Zwitserse en Oostenrijkse Doopsgezinde leiders in Augsburg samen. Zij zochten overeenstemming tussen pacifisten en militanten, chiliasten en biblicisten en zij besloten de weigering van wereldse ambten, het afleggen van eden en de dienst met het wapen. Na Augsburg leidde de Doopsgezinde weg in vervolging en martelaarschap.
In 1529 besloot de ‘Reichstag zu Speyer’ de doodstraf voor alle Doopsgezinden in het hele rijk, zonder tussenkomst van de inquisitie. Tot 1660 werden door heel Europa duizenden Doopsgezinden gedood, soms op gruwelijke wijze. Toch lukte het niet de beweging uit te roeien en leefden de ideeën voort in protestantse en humanistische kringen.
In Holland genoten Doopsgezinden vanaf 1579 religieuze tolerantie, maar werden daarbuiten verder onderdrukt, vervolgd, verbannen, gefolterd en gedood. Velen vluchtten nu uit die gebieden naar Holland, Noord-Amerika en steeds verder naar Oosten. Wie bleven leefden voor generaties als ‘Stillen in het land’. In Nederland en Duitsland rezen interne conflicten op om geloofsvragen en ethische vragen en men splitste zich. Later vond men weer samen.