Nog nooit
Nog nooit scheen de volle maan zo levendig
als van morgen in de koude nacht.
Nog klampt zich de verliesangst
aan mijn hart en bovenarmen vast,
die toch niet kunnen houden wat niet gegeven is.
Diep vanuit in mijn hart straalt stil
een nieuw licht des wetens:
mijn wil en kracht houden het niet.
‘Wat God ons gaf kan niemand nemen’.
Ik zie en ruik de bloem en pluk haar niet.
Hoe reik jij zo rustig midden in mij binnen?
Hoe zag jij wat bedekt het licht?
Als dit niet liefde is.
Nog beweeg ik niet, durf haast niet te ademen,
om niet te verjagen wat voor mij het wonder is.
Het is, en het is nog niet voorbij…
Ik neem mijn handen af en kijk
naar het wonder,
dat zich nieuw baart met elke nieuwe dag.
Jij komt bij me staan en zegt tot mij:
‘kom, kijk met mij’.
En ik weet echt niet wat ik ooit liever deed!
De kristallen parels uit mijn ogen
bied ik jou op mijn wangen aan,
als dank.