Midden in de nacht
Ik zocht noch vroeg naar U.
Midden in de nacht zocht Gij me uit.
Water doorstroomd plooide zich
Maagdelijke Rots door millennia.
Hoog rees in de zwarte nacht
Uw Schiereiland uit Uw Zee, Cornwall.
Op de hei aan de Red River
droeg ik wierook op, op arendsveer.
Plots steeg en daalde onder mij het land
en rondde zich voor mij in het gras
de cirkel van U, de Grote Navel:
Aardmoeder zijt Gij mij, trouw
mij dragend op Uw ademende Buik.
Zwart gaapt Haar Schoot in de groene heuvel,
eeuwig Haar Nacht tussen de grote stenen.
Alles verslindt Zij achter de opliggende steen.
Niets keert weer uit dit grootstenen graf!
Een sliert stijgt eruit als van stoom en rook,
een lichte draad kronkelt zich in de hoogte.
Plots vult Uw Licht Uw Tombe,
Witte Glans straalt uit Uw Verslindende Schoot,
Door de steenkieren straalt en glanst Uw Leven.
Zoals Gij leven verslindt in Uw Nacht,
zo zendt Gij leven voort uit Uw Licht.