Op mijn wandeling
Op mijn wandeling vind ik je,
menhir, Oude, grote steen,
lui speelt de zomerzon over je mossige vacht,
en de tere jonge berkenstammen
doen je nog groter en ouder lijken.
Wie heeft jou opgericht?
Wie heeft jouw zuster naast je neergelegd?
Wat voor beloftes heb je gehoord?
Tussen jullie, jou en haar?
Wat voor offergaven heb jij ontvangen?
Bij een berkje op de grond een cirkel meel,
daarin twee varens netjes over kruis gelegd:
twee sloten hier hun verbond,
voor de ene Grote Moeder,
die het leven baart en verslindt.
Herinner mij, staande steen,
aan een vrede zonder wapens,
aan een bestaan zonder strijd,
aan man en vrouw gelijk in zijn,
aan goed en kwaad in balans.
En mag ik je zuster overeind helpen?