Ouderenzorg
Tot halverwege de 20ste eeuw was ouderenzorg een onderdeel van de armenzorg. Voor wie te arm waren om verzorging te betalen kwamen overheid of kerk op met onderdak en bedeling. Na de Tweede Wereldoorlog schonk de overheid aandacht aan ouderenzorg. Met de noodwet Drees van 1947 kregen ouderen een eigen inkomen, in 1956 geformaliseerd door de Algemene Ouderdomswet. Pensioenregelingen en pensiontehuizen kwamen op.
De Wet op Bejaardenoorden van 1963 regelde het toezicht op de huisvesting van ouderen en in 1965 kwam de Bijstandswet waardoor ook arme ouderen die jonger waren dan 65 een inkomen hadden. Gratis huisvesting voor arme ouderen was niet langer nodig. Economische omstandigheden dwongen hofjes een bijdrage te vragen, en later huur. Tevens voldeden veel hofjes volstrekt niet aan de nieuwe eisen voor woonvoorzieningen voor ouderen. Bejaardenhuizen in de buitenwijken, werden de nieuwe woonvoorzieningen voor ouderen, ook voor de voormalige hofjesbewoonsters.
De Wet op Bejaardenoorden van 1963 regelde het toezicht op de huisvesting van ouderen en in 1965 kwam de Bijstandswet waardoor ook arme ouderen die jonger waren dan 65 een inkomen hadden. Gratis huisvesting voor arme ouderen was niet langer nodig. Economische omstandigheden dwongen hofjes een bijdrage te vragen, en later huur. Tevens voldeden veel hofjes volstrekt niet aan de nieuwe eisen voor woonvoorzieningen voor ouderen. Bejaardenhuizen in de buitenwijken, werden de nieuwe woonvoorzieningen voor ouderen, ook voor de voormalige hofjesbewoonsters.