Interpretatie van de droom
Het rots-schiereiland dat zich uit de zee verheft kan ver terug verwijzen, mogelijk op een tijd lang voor het ontstaan van de mens. Het super-continent Pangea ontstond uit weer oudere continentale platen en bestond voor zo’n 300 tot 150 miljoen jaar geleden, voor dat hij zich weer in onze huidige continentale platen deelde. Pangea werd omgeven door één oceaan, Panthalassa. De aarde kan in de dagelijkse ervaring ‘rotsvast’ over komen. Alsnog is zij en zijn de continentale platen en rotslagen continu in beweging. Aardbevingen herinneren aan deze continue beweging.
Voorstellingen van een ‘navel van de wereld’ - Grieks ὀμφαλός, omphalos, navelsteen - bestonden in vele oude culturen en bestaan nog. Zij duidden subjectieve of etnocentrische middelpunten van de wereld aan, om levensbeschouwingen erop te oriënteren. Tegelijk verwijst een navel naar de plek van oorsprong, van waar men nu afgenaveld is. In mijn beleving stond ik op de buik van de levende ‘moeder aarde’, die mij en alles op haar droeg. Het stijgen en dalen van de aarde onder mijn voeten doet denken aan de bewegingen van de aarde boven zogenaamde supervulkanen, zoals de Campi Flegrei, de ‘Brandende velden’ ten noorden van Napels in Italië en de Yellowstone caldera in het Yellowstone National Park in de Verenigde Staten.
De hunebedden in Nederland worden de nieuwe steentijd toegeschreven, van 3450 tot 3259 v. Chr. Zij werden echter tot 2850 v. Chr. gebruikt. Van archeologen leerde ik, dat zij als uterus, als de baarmoeder van ‘moeder aarde’ werden opgevat, die het leven voortbrengt en weer terug neemt. Eén patriarchale vorm van deze oorspronkelijk matriarchale ervaring zou de expressie uit het beroemde boek Job uit het de Hebreeuwse Bijbel, het zogenoemde ‘Oude Testament’, kunnen zijn:
Naakt kom ik uit de schoot van moeder aarde,
naakt keer ik daar terug;
de HEER geeft, de HEER neemt.
Gezegend is de naam van de HEER.
(Job 1,21 Willibrordvertaling 1995;
vgl. Gn 3,19; Ps 139,15; Pr 5,14v etc.)
Veel berichten en verhalen in de Bijbel vallen in de brons- en ijzertijd. De bronstijd zetten in het Midden-Oosten omstreeks 3.000 v. Chr. in en duurde tot omstreeks 1.200 v. Chr. In Nederland en België zette de bronstijd zo’n duizend jaar later in, omstreeks 2.000 v. Chr. en duurde tot omstreeks 800 v. Chr. De ijzertijd begon in de Levant omstreeks 1.200 v. Chr. en in België en Zuid-Nederland omstreeks 700 v. Chr. Ook al was men in de brons- en ijzertijd al eraan gewend, een ‘mannelijke’ godheid te ‘zegenen’ voor geboorte en dood, werd in vroegere en oudere matriarchale culturen een ‘vrouwelijke’ godheid gezegend, een godin, of ‘de’ Godin. Vergelijkbaar met een visioen van de profeet Ezechiël, hoeven graven niet als eindstation van leven worden gezien. Het graf en de dood kunnen ook als bron van licht en vernieuwing worden gezien; een voorstelling die in de mensheidsgeschiedenis vele vormen kreeg.