Theorie
Wie niet van drieduizend jaren
Weet zich rekenschap te geven,
Blijft in duister onervaren,
Mag van dag op dagje leven.
(Eigen vertaling.)
“Wer nicht von dreitausend Jahren
Sich weiß Rechenschaft zu geben,
Bleibt im Dunkeln unerfahren,
Mag von Tag zu Tage leben.“
Goethe. (Neumann 2004: vi.)
Systeemtheorie
Al in de 15e eeuw bracht men in België mensen met psychische problemen onder bij gastgezinnen. De huidige systeemtherapie fundeert op relatietherapie. In beide therapievormen kunnen partners en gezinsleden aanwezig zijn. Klinisch werd tot in de jaren zestig van de vorige eeuw individueel gewerkt. De psychodynamische therapie sloot interactiepatronen van de vroege jeugd van de cliënt met diens ouders en de therapeut in. Zoals voor de gedragstherapie valt ook voor de relatie- en gezinstherapie geen eenduidige grondlegger vast te stellen.
De basis voor een algemene systeemtheorie legde de Weense bioloog Karl Ludwig von Bertalanffy (1901 - 1972) al vóór de tweede wereldoorlog. Het was zijn antwoord op een wetenschappelijk causaal reductionisme, zoals het medische stimulus-responsmodel uit het behaviorisme.
Systeemtheoretici vinden de werkelijkheid te complex voor een eenduidige samenhang van oorzaak en gevolg. Zij zien de werkelijkheid als een systeem, als een geheel van samenhangende elementen die elkaar over en weer beïnvloeden. Zij leggen de nadruk op het relationele netwerk. Iedere wijziging in een systeemelement heeft gevolgen voor het hele systeem. Een mens is niet slechts een systeem in zichzelf, dat bijvoorbeeld informatie verwerkt. Een mens is ook een element, een onderdeel van andere systemen, zoals van een partnerschap, gezin, organisatie en maatschappij. Zo gezien is een bedrijf, een gezin of een organisatie meer dan de optelsom van de eigenschappen van zijn leden. Het geheel is meer dan de som van zijn delen.
Systeemtherapie
Systeemtherapie richt zich niet enkel op één individu, maar op een systeem, zoals paar, gezin of andere duurzame groep. Systemisch werk gaat uit van een systeemtheorie of systeembenadering. Doordat therapeuten al bestaande methoden combineerden met systeemtheoretische methoden ontstonden verschillende vormen en klemtonen. Men onderscheidt drie hoofdstromingen.
Structuur
Salvador Minuchin, geboren 1923 San Salvador, Entre Ríos, Argentinië, werkte in de jaren zestig van de vorige eeuw met gettojongeren in de VS. Hij zag te weinig betrokkenheid in los-zand-gezinnen, en te veel betrokkenheid in kluwen-gezinnen. Gezinsbalans en gezinsleden hadden baat bij het probleem, onderhielden het en herstelden het nadat het opgelost werd. De jongeren dienden als zondebok en bliksemafleider. Coalities tussen één ouder en een kind schaadden de geïsoleerde ouder én het kind. Structurele aanpak ontwart verwrongen verhoudingen, sterkt de relatie tussen ouders, herstelt hun gezag en de lijn tussen ouders en kinderen.
Communicatie
Gregory Bateson (1904 – 1980), Jay Haley (1923 – 2007) en de Oostenrijks-Amerikaan Paul Watzlawick (1921 – 2007) werkten in Palo Alto, San Francisco, Californië. Zij observeerden de wetmatigheden waarin mensen met elkaar communiceerden, verbaal en non-verbaal. Stoornissen in gezinnen werden begrijpelijk uit de communicatieprocessen in gezinnen. De Palo Alto groep meende eerst, dat een tegenstrijdige communicatie van een moeder naar haar kind tot schizofrenie zou kunnen leiden. Deze voorveronderstelling liet men weer los. De verandering van ziekmakende interactie en communicatie, die de problemen moest oplossen, behield de aandacht.
Context en integratie
De Hongaar Iván Böszörményi-Nagy maakte het belang van context en integratie bekend in de VS. Hij verbond systeemtheoretische en psychodynamische zienswijzen. De aandacht voor slechts het huidige functioneren van gezinnen vond hij onvoldoende. Hij werkte intergenerationeel, liefst met minstens drie generaties. Want grootouders beïnvloedden al de ouders. Deze zienswijze maakte loyaliteiten zichtbaar van de ouders naar hun ouders, en de gevolgen daarvan voor de kinderen.
Pioniers van relatie- en gezinstherapie wezen een weg naar groepstherapie. Deze wederom vulde individueel gerichte hulpverlening aan met aandacht voor interactiepatronen en groepsdynamica.
Nederland
In de jaren zestig gleed de individuele problematiek op de achtergrond en experimenteerde men met relatie- en gezinstherapie. Anti-psychiatrisch en maatschappijkritisch klimaat van de jaren zeventig verklaarde het systeem, gezin en maatschappij ziek en vrijwaarden het individu. Al in de jaren tachtig keek men met groeiende scepsis naar de beperkingen van systeembenaderingen. In de jaren negentig werden cliëntensystemen belangrijker, paar, gezin en familie, en traden theorieën en technieken terug.
Dat de sociale omgeving het ontstaan en aanhouden van een probleem sterk beïnvloedt lijkt nu algemeen aanvaard. Communicatiepatronen krijgen niet meer de schuld voor psychische problemen en de interactie tussen probleem, individu en gezin krijgt aandacht. Relatie- en gezinstherapie blijken effectiever door individuele interventies. Aandacht voor degene die hulp zoekt helpt beter dan aandacht voor gezinsleden die er niets zien therapie. De benadering is nu pragmatisch en men kiest wat naar verwachting het beste zal helpen om onbruikbare interacties in verhoudingen te veranderen.
Uiteindelijk blijft in alle therapievormen de therapeutische relatie belangrijker dan alle theorie en techniek:
Leer je theorieën zo goed als je kunt en vergeet hen onmiddellijk weer zodra je met de levende ziel in aanraking komt,
vond al C. G. Jung.
De enkeling zal de huidige ontwikkeling van complexe therapeutische mengvormen van methoden en technieken nauwelijks nog kunnen overzien. De individueel eclectische keuze en integratie van theorieën en praktijken door de therapeut leidt tot therapeutische vormen voor bepaalde problemen en cliëntengroepen. In termen van het vuilnisvatmodel van March en Olsen zoekt de oplossing haar probleem en niet andersom.
Controverse
Het fenomeen opstellingen wordt vaak nog met de naam Bert Hellinger verbonden. Deze pagina behandelt geen controversiële gedragingen, praktijken en uitspraken van personen, die, begrijpelijk, ook in de media heftige protesten kunnen oproepen en voor publiciteit en omzet zorgen. Hier komen uitsluitend controversen over theorie, methode en techniek van het opstellen aan de orde, en niet controversies over personen.
De geschiedenis van systeemtheorie en -therapie maakt het eclectische beeld van opstellingsmethoden en technieken begrijpelijk. Alsnog roepen kenmerken van opstellingen twijfels en protest op. Deze cirkelen voornamelijk om: het wetende veld, de korte therapie, projectie en overdracht, vermeende ‘autoritaire’ of directieve interventie en vermeende ‘patriarchale’ structuur.
Het wetende veld
Binnen het alsnog dominerende materialistisch-mechanistische natuurwetenschapsdogma valt het zogenoemde wetende veld, waarmee opstellers claimen te werken, te begrijpen noch te verklaren. Daarvoor bestaat het niet en blijft het fictief, irrationeel, transcendent. Bij deze ergernis voegt zich het soms numineuze (R. Otto 1917) beeld van de beleving van dit veld die aan het religieus-spirituele kan grenzen. Algemene en esoterische verwijzingen naar energieën en trillingen, relativiteitstheorie, kwantumtheorie en -mechaniek, veranderen niets daaraan, dat het wetende veld voor het materialistisch-mechanistische natuurwetenschapsdogma meet- noch aantoonbaar blijft; en daarmee voor velen ongeloofwaardig.
Alternatieve zienswijzen relativeren het dominerende materialistisch-mechanistische natuurwetenschapsdogma en maken het wetende veld voorstelbaar, zoals de hypothese van morfische resonantie (Sheldrake 2009), en het sjamanistische mensbeeld (Van Kampenhout 2001, Lewis 1993).
DNA, genetische, epigenetische en sociale factoren alleen kunnen terugkerend gedrag over generaties heen niet verklaren (Dobbs 2013). Niet-spatiale morfische resonantie echter maakt het begrijpelijk. Geautoriseerd door de cliënt treden representanten en opsteller mede in het 'veld' van de cliënt en nemen zijn tendenties waar. Hersenen en lichaam verschijnen daarbij als een radio-ontvanger voor informatie van het 'wetende veld'. Creatieve en spaarzame interventie streeft vervolgens naar veranderingen in het veld van de cliënt.
In het sjamanistische wereldbeeld heeft een mens meerdere zielen. Eén of meer van deze kunnen van de mens losraken en in de transcendentie verdwalen, bijvoorbeeld door een shock of trauma. De sjamaan treedt in trance voor zijn cliënt, zoekt de verdwaalde zielen of zielsdelen op, brengt hen terug in de mens en in balans. Volgens dit mensbeeld kunnen representanten met de zielen van de cliënt contact krijgen en kan de therapeut daarmee werken om een probleem van de cliënt op te lossen.
Morfische hypothese en sjamanistisch paradigma kunnen sommige fenomenen die in een opstelling optreden begrijpelijker maken maar niet volledig verklaren.
De korte therapie
Voor een therapeut, die soms al jarenlang toegewijd met een cliënt aan diens probleem werkt, kan het ongeloofwaardig lijken, wanner dit problemen bij een ander plots in één sessie opgelost lijkt. Toch is bekend, dat aan het beslissende moment van de oplossing vele gesprekken, interventies en meer voorafgaan. Voor de therapeut, die zich bewust is van zijn beperking en die van zijn cliënt, en van de soms ondoorgrondelijke wegen van de ziel, blijft het een geschenk als van hogerhand, wanneer een cliënt op een bepaald moment een verandering ervaart die hij al lang zocht.
Als een cliënt bij een opsteller komt blijft het vaak - maar niet altijd - bij één sessie. Binnen de traditie van de korte therapie is dit niet zo verrassend. Zij tracht zo snel mogelijk door te dringen tot de eigenlijke kern en actuele hulpvraag en laat de cliënt wat hij zoekt op de punt brengen in één zin. Daarmee werken therapeut en cliënt doelgericht verder naar de oplossing, in die wetenschap dat een oplossing slechts één stap is op de weg naar completer mens-zijn.
Vanuit de dieptepsychologie, die de natuurlijke ontplooiingsprocessen van de ziel begeleidt en bevordert, lijkt de korte therapie op een EHBO-ingreep. Toch weet juist de dieptepsycholoog, dat elke ziel haar eigen tijd en momenten heeft, die niet in zijn hand liggen, en ook niet eens in de hand van de cliënt. De therapeut zal daarom afhankelijk van de vraag het gereedschap uit zijn schatkist halen, dat volgens zijn inzicht en vermogen het beste past.
Projectie en overdracht
Projectie houdt in, dat men eigen affecten overdraagt op zijn omgeving. In een opstelling zouden therapeut, representanten en cliënt kunnen meegesleept worden door deze meestal onbewuste affecten en hun processen, menen critici.
Volgens de Jungiaanse traditie projecteert de mens voortdurend onbewust wat in hem is naar buiten op zijn omgeving. Daarbij is het niet nodig, dat de omgeving, de ander als projectiescherm voor deze overdracht, daadwerkelijk heeft of is wat op haar of hem wordt geprojecteerd (Cohen, Hamaker-Zondag 2008, Rump 2002). Sterke positieve en negatieve affecten, zoals verliefdheid en woede, kunnen dit nogal pijnlijk duidelijk maken. Een overdracht van cliënt op therapeut roept bij de therapeut mogelijk een tegenoverdracht op. Een geschoolde en ervaren therapeut zal dit tijdig aan zichzelf waarnemen en niet ingaan op deze uitnodiging onbewust iets op zijn cliënt terug te projecteren, maar haar vruchtbaar maken voor zijn cliënt (Derksen).
Vergelijkbar met wederzijdse verliefdheid en afkeur, waarmee iemand met de feilloosheid van de slaapwandelaar het juiste tegenover vindt, om zijn affect uit te leven, kiezen cliënten voor opstellingen representanten waar ze ‘iets mee hebben’. In de opstelling worden zulke projecties vervolgens vaak verrassend snel ontmaskerd en bewust en het verkeerde beeld over de ander en zichzelf bijgesteld.
Zoals in een individuele sessie waakt de opsteller ook in een groepssessie ervoor innerlijk onafhankelijk te blijven. Laat hij zich verleiden door wat buiten en in hem opkomt -, zoals eis en dreiging, isolatie, pijn en verdriet, onverschilligheid en verontwaardiging, zwijgen en uitbarstingen, aanzien, reputatie en succes, mededogen en de wens, om behulpzaam in te grijpen -, verliest hij zijn innerlijke onafhankelijkheid en interventiemogelijkheid. Blijft hij echter innerlijk vrij van projectie en overdracht, kan hij doelgericht en doeltreffend binnen het mogelijke interveniëren.
De oude Chinese wijsheid van Wu-Wei drukt de nodige houding treffend uit in de paradox: ‘doen door niet-doen’ (Fischer 2007).
Directieve en ‘autoritaire’ interventie
Critici verwijten therapeuten en opstellers cliënten soms directief of zelfs ‘autoritair’ te behandelen, macht uit te oefenen en cliënten iets op te dringen.
Vakliteratuur definieert macht positief en negatief. Macht op zich is echter neutraal en onderdeel van elke menselijke relatie (J. Pfeffer 1994). Aanvaarde macht autoriseert leiding en wordt gezag, en uitgeoefend gezag wordt autoriteit. Onbevoegd machtsvertoon eist onvoorwaardelijk gehoorzaam en heet autoritair, dictatorisch; geautoriseerde uitnodiging of opdracht heet autoritatief.
De socioloog Max Weber onderscheidde charismatisch, traditioneel en rationeel-legaal gezag. De filosoof Jürgen Habermas stelde communicatieve rationaliteit tegenover een rationaliteit van macht, en dialoog tegenover geld en geweld. Voor de psychoanalytica Jean Baker Miller komt de behoefte anderen te overheersen niet voort uit een gevoel van macht, maar veeleer uit een gevoel van machteloosheid (Eisler 1997: 196, 230).
Gaat een cliënt een therapie aan, dan autoriseert hij de macht van zijn therapeut als gezag en als basis voor de therapeutische relatie. De cognitief-gedragsmatige benadering, bijvoorbeeld, werkt per definitie directief, heeft het karakter van een lessituatie en legt het accent op leren. Zij doelt meer op een verandering van de persoon dan op een betere aanpassing (Derksen 1993: 179, 243).
Ongeacht methode en techniek van welke therapievorm ook zullen gezag en vertrouwen dat de cliënt de therapeut voorschiet, samen met diens vakkundige kennis, ervaring en inschattingsvermogen van de draagkracht van cliënt en situatie, en, niet te vergeten, beider aard, karakter en menselijke rijpheid, de speelruimte bepalen voor wat en hoe veel de therapeut van de cliënt in een gegeven moment waagt te vragen.
Over het thema macht verwijs ik graag naar het werk van twee therapeuten dat veel te weinig bekend lijkt onder therapeuten en anderen die met mensen werken:
A. Guggenbühl-Craig,
Macht als gevaar in gezondheidszorg en welzijnswerk,
Lemniscaat 1983;
E. Neumann,
Ethiek voor de toekomst, dieptepsychologie en nieuwe ethiek,
Lemniscaat 1982.
‘patriarchale’ structuur.
Critici verwijten therapeuten en opstellers cliënten soms patriarchale structuren op te leggen en de dominantie van mannen over vrouwen te bevestigen.
Al Marx en Engels zagen in de onderdrukking van vrouwen door mannen een onderdrukking van de ‘eerste klasse’, de ‘wereldhistorische nederlaag van het vrouwelijk geslacht’ (Eisler 1997: 196). Dit impliceert, dat het ooit anders was. Voor veel Westerse mensen zijn patriarchale structuren zo vanzelfsprekend en onbewust dat hen al de thematisering daarvan vreemd en overbodig voorkomt.
Archeologen wijzen erop, dat de vroege steentijd in Europa nog geen patriarchaat kende (Gimbutas). Antropologen wijzen erop, dat niet-Westerse samenlevingen nog steeds rond vrouwen georganiseerd zijn kunnen (Haviland 1991, Kloos 1991). De afstammingslijn wordt er matrilineair via de moeder bijgehouden. Vrouwen vormen met hun kinderen de kern van het gezin en de rol van mannen als echtgenoot en vader blijft perifeer. De huwelijksvestiging heeft plaats bij de familie van de vrouw. In het Westen echter krijgen vrouw en kind meestal de naam van de vader, die ook als hoofd van het gezin wordt beschouwd en traditioneel heeft de huwelijksvestiging plaats bij de familie van de man. Hoewel er veranderingen in het Westen te zien zijn zal een wisseling van de al millennia oude androcratische cultuur naar een reëel alternatief van gelijkheid tussen vrouw en man nog generaties duren.
Het zal daarom niet verbazen, dat in therapieën de gevestigde androcratische structuren en symptomen zichtbaar en soms ook bevestigd worden, omdat een verandering van deze vaak onbewuste consensus binnen een systeem in het moment nog te veel gevraagd zou zijn. In opstellingen voor cliënten met een niet-Westers culturele achtergrond worden matrilineaire structuren en dynamieken vaak direct zichtbaar en actief. De geïnformeerde en getrainde therapeut zal daarmee bewust werken naar een balans voor de cliënt, die matrifocaliteit, -lineariteit en -lokaliteit niet slechts respecteert maar ook creatief benut. Androcratische oplossingen werken er net zo weinig als gynocratische voor de Westerling, tenzij in het betreffende systeem een gylanisch bewustzijn ontwikkeld werd en daarover consensus bestaat (Eisler 132). ‘Gylanisch’ is een begrip dat Eisler invoert, waarbij ‘gy’ naar het vrouwelijke en ‘an’ naar het mannelijke verwijst. De letter ‘l’ verbindt beide. Voor een ‘gylanisch bewustzijn’ zijn mannelijk en vrouwelijk, zijn man en vrouw gelijkwaardig.
Uitzicht
Hoe meer de grenzen en schaduwkanten van een doorgeslagen kapitalisme en het dominerende materialistisch-mechanistische paradigma als heersend bewust worden, hoe meer kans alternatieve zienswijzen en benaderingen, open experiment en wetenschap weer kunnen krijgen (Sheldrake 2012). Microscoop en telescoop zijn onmisbaar om mens en wereld te begrijpen, we zien met ze meer maar niet alles. Alsnog wachten aspecten van het menselijk bestaan, die niet met levenloos apparatuur te onderzoeken zijn, op de nodige aandacht en erkenning.
Menswetenschappen, zoals antropologie, sociologie, dieptepsychologie en psychologie, ontwikkelden methoden en technieken voor betrouwbaar onderzoek, resultaat en conclusie. De mens is daarbij niet slechts onderzoeker en onderzochte, subject en object, maar ook onderzoeksinstrument. Een antropoloog neemt in zijn veldwerk zijn innerlijke reactie op de groep die hij onderzoekt bewust mee, in beschrijving, kwalitatieve analyse en intersubjectieve conclusie (Kloos). Een therapeut observeert bewust zijn innerlijke reactie op de cliënt en stuurt vanuit haar, in de wetenschap om projectie, overdracht en tegenoverdracht, gesprek en interventie bij.
Een gedegen menswetenschappelijke onderbouwing en een omvattende systematische theorie van het fenomeen opstellen ontbreken nog. Sinds kort onderzoeken medici en therapeuten in interdisciplinaire en internationale samenwerking het verband tussen lichamelijke symptomen en opstellingen wetenschappelijk. Ik ben benieuwd naar de resultaten en verdere ontwikkelingen...
Dinsdag 25 januari 2022